Live zingen met autotune schijnt tegenwoordig te mogen, van het subtiele (Frenna) naar het extreme (Dave Buddha). Het is niet langer meer een corrigerend middel voor de welwillende onkundige, maar een effect dat op creatieve wijze wordt misbruikt door hedendaagse urban-artiesten. Het genre is überhaupt sterk vertegenwoordigd op Noorderslag 2019 (30% van de performers valt binnen het genre). Aanvankelijk was ik sceptisch. Het leek een organisatorische poging de boel te verjongen. Ik verander snel van gedachte als ik erachter kom dat dit momenteel het genre is waarin alles mag. Geen regels en ook geen behoefte die te volgen.
Dave Buddha opent in de Binnenzaal. Een joviale verschijning die zijn artiestennaam hoogstwaarschijnlijk dankt aan het uiterlijk van de Chinese Boeddha en wiens muzikale inspiratie naar eigen zeggen ligt bij Ramses Shaffy. “Mijn grote held,” zegt hij tussen twee nummers door. “Ik zie veel jonge mensen hier, dus betwijfel of jullie weten over wie ik het heb.” Even denk ik Andy Warhol te zien in het publiek, maar het is gewoon een vrouw van in de veertig.
In De Kelder heeft FunX zijn muziekkraam neergezet. Een minizaaltje met miniartiesten, die overigens heel collegiaal elkaars optreden bijwonen. S10 wordt als eerste aangekondigd, een meisje van achttien dat nu al door Noah’s Ark is getekend. Ze heeft een bijzondere stagepresence — ongemakkelijk en oprecht tegelijk. Vervolgens zingt ze een nummer van twee minuten dat alleen uit de tekst shut the fuck up, please bestaat. Veel interessanter dan het brave Rondé dat ondertussen in de Grote Zaal liedjes van het genre Coldplay speelt. Één Kensington is al meer dan genoeg.
Het enige wat De Kelder mist is creativiteit. Het zijn cliché’s die kracht krijgen door de energie. Young Ellens begint zijn act meteen met ontbloot bovenlichaam, gouden ketting en volgetekend met tatoeages. Ik zie hem met borst vooruit en een kwajongens-grijns op en neer springen, en ik begrijp meteen dat andere populaire genres tegenwoordig dit soort testosteron missen. Tegelijkertijd heb ik het na twee nummers ook wel gezien, want het ene nummer klinkt net als het andere — wellicht dat dit ook zo werd ervaren met punkrock in de jaren ’70.
De rock- en popacts hebben overduidelijk muzikaal talent. Kovacs weet een bomvolle Grote Zaal te trekken en zingt soul en jazz met stembanden van strakgetrokken elastiek; Jeangu Macrooy danst in een gouden pak en zingt soulmuziek over de liefde met een gouden stem, begeleid door een enorm energieke band; Lewsberg is een geslaagde kloon van The Velvet Underground, maar brengt geen eigenheid; Nielson is Nielson; Son Mieux lokt een enorme wachtrij en lijkt te groot voor De Binnenzaal; Donna Blue is een man-vrouw duo met psychedelische softrock dat klinkt als de soundtrack van een rokerige Parijse lounge in de jaren ’60. De popprijs wordt uitgereikt aan Ronnie Flex, die niet als act op het schema stond, maar vanzelfsprekend alsnog een optreden geeft. Dit doet hij zonder liefje Famke Louise, die eerder zelf al optrad.
Noorderslag biedt een lineup met zowel diversiteit als kwaliteit. Er lopen evengoed 12-jarigen als 60-jarigen. Het spreekt boekdelen over de sfeer. Het is druk, maar men kan zich makkelijkk voortbewegen tussen de menigte en staat zelden in een rij. Acts mengen zich tussen het publiek en worden voortdurend belaagd door fans. “Ik ben aan het bellen, domme kut,” zegt Douwe Bob tegen een jongedame die met hem op de foto wil — hij trad eerder op op de Grote Markt. Naast de acts op Noorderslag is er bijvoorbeeld ook bezoek van Jett Rebel, Kees de Koning en andere fans.
Frenna brengt om tien over een uiteindelijk het hoogtepunt van de avond in De Kleine Zaal. Hij laat zien een waar vakman te zijn en geeft een dynamisch en volmaakt optreden. Met een behoorlijk aantal hits onder zijn riem krijgt hij zowel jong als oud op dansvloer — ik blijf wijselijk zitten op mijn stoel — en geeft het gevoel dat er na zijn show niet veel reden is om te blijven. Desondanks stopt Noorderslag pas diep in de nacht.
Geef een reactie