Medewerkster ministerie VSW: ‘’Het virus moet hier echt wegblijven’’
Handen wassen, afstand houden, contact vermijden, mondkapjes dragen en vooral volhouden. Minister-president Mark Rutte heeft het meerdere malen gezegd: blijf volhouden. Het Rode Kruis noemde de coronacrisis de grootste crisis sinds de Tweede wereldoorlog. Heel Nederland leeft in onzekerheid. Maar hoe is deze pandemie voor iemand met een bijzondere thuissituatie waarin voorzichtig zijn en extra opletten inmiddels horen tot het dagelijks leven?
”In het begin was de coronatijd spannend”
De Meppelse Annette Stekelenburg werkt voor het ministerie van Volksgezondheid, Sport en Welzijn. Dat het een onzekere tijd is, weet Annette maar al te goed. Haar man, haar jongste zoon en haar dochter hebben een spierziekte. ‘’In het begin was het spannend. Mijn jongste zoon heeft een longfunctie die niet goed werkt. Bij een normale verkoudheid is hij vaak al aan de beurt en kan hij niet goed ophoesten. Als hij het coronavirus in sterke mate krijgt, dan is de kans groot dat dat niet goed gaat.’’
”We kwamen tot de realisatie dat dit niet het leven is dat je elkaar gunt”
In het begin was Annette erg voorzichtig en bleven zij en haar gezin zo veel mogelijk binnen. Na een paar weken besloot ze toch om langzaam wat te gaan versoepelen. ‘’We kwamen tot de realisatie dat dit niet het leven is dat je elkaar gunt. Ik kan mijn gezin niet twee jaar binnenhouden. We kregen gelukkig bericht uit het ziekenhuis dat jonge mensen, ook al hebben ze onderliggend iets, niet zieker worden dan andere jonge mensen van het coronavirus.’’
”Ik moet die drempel nog over”
Annette besluit om haar voorzichtigheid en isolatie wat te verminderen. Toch vindt ze het vergaderen op kantoor met haar werk nog spannend. ‘’De meesten van mijn collega’s vinden dat we weer normaal kunnen vergaderen. Maar ik moet nog die drempel over. Ik denk nog steeds aan de risico’s die dat met zich meebrengt.’’
Toch is haar werk is niet haar allergrootste angst. ‘’De supermarkt vind ik het allerengst. Ik ga nog maar één keer per week naar de supermarkt. We moeten gewoon niet hebben dat ik die ziekte mee naar huis neem. Het moet hier echt wegblijven.’’
”We moeten er samen doorheen”
In haar ogen zijn er goede maatregelen genomen. Dat mensen zich er niet altijd aan houden, snapt ze heel goed. ‘’Vooral de jongeren worden geraakt. Als je jong bent, hoort dit niet te gebeuren. Als jongere zit je in je ontwikkelingsfase. Ik snap wel dat je je vrienden dan wilt blijven zien. En als je dan ook nog hoort dat de ziekte jou niet heel hard kan treffen, dan snap ik wel dat je wat soepeler omgaat met de maatregelen. Ik stoor me er wel aan dat men er nonchalant mee omgaat. Als je mensen erop aanspreekt worden ze boos. We moeten er toch samen doorheen.’’
Of haar thuissituatie lastiger is dan die van andere mensen, weet ze niet zeker. ‘’Wij zijn altijd in de omstandigheid dat er iemand thuis moet zijn, ook vanwege de nodige zorg. Wij letten al extra veel op. Dus voor ons verandert er niet veel. Eigenlijk geeft de huidige situatie meer rust. Ik denk veel meer na over wat ik doe. En mensen hebben minder stress en houden veel meer rekening met elkaar. Soms vind ik dit ook wel een mooie tijd.’’
”Heb je angst voor morgen, dan moet je vandaag hangen”
Op de vraag of ze zich zorgen maakt over een tweede golf, reageert ze nuchter. ‘’Het komt zoals het komt. Met alles wat we hebben meegemaakt, hebben we ook alles al gehad. Hier komen we dus ook wel doorheen.’’ Ondanks de moeilijke tijd blijft ze positief in het leven staan. ‘’Dat is misschien wel mijn eerste natuur. Ik word niet gelukkiger als ik er negatief in sta. Robert Long heeft ooit een liedje geschreven met de tekst: ‘heb je angst voor morgen, dan moet je vandaag gaan hangen.’ En dat is ook hoe ik erover denk.’’