Column: Bushaltevriendinnen
Het was al avond. De klokwijzers gingen richting de vijf uur, de zon was al op haar weg naar beneden. Het miezerde.
Ik liep vanuit het station naar de plek waar de bussen zich verzamelden. Ondanks het tijdstip staan hier nooit veel mensen. Ze viel me niet op. Een gewone oude vrouw, kort grijs haar, brilletje op. Ov-kaart in de hand. Ik ging naast haar staan, en zo was het even een paar minuten stil. Toen begon ze een gesprek.
Het gesprek varieerde van het respect dat ze had voor buschauffeurs naar haar boosheid over dat ze de bushaltes gingen omgooien. Typisch- dat dacht ik. Ik knikte mee, zei soms ja en nee en begon me ondertussen af te vragen waar die bus bleef.
Toen begon ze over mijn jas, hoe mooi deze was. Of ik wel wist hoe ik die moest wassen?
‘’Nee,’’ zei ik.
‘’Oh,’’ reageerde ze. ‘’Ik ook niet.’’
Vanaf dat moment mocht ik haar. Toen ze uiteindelijk vroeg of bus 51 al langs was gekomen, pakte ik dus maar mijn telefoon om het op te zoeken.
‘’Wat een geweldige dingen zijn het ook hè, die telefoons?’’ zei ze.
Uiteindelijk stapten we samen de bus in, waarna ze me een kneepje in mijn jas gaf en me een goede reis wenste. Dit ondanks dat ik haar net verteld had dat ik maar 4 haltes mee hoefde. Voorin de bus, naast de chauffeur. Dat was haar plekje en daar ging ze enthousiast zitten, de hele reis glunderend kijkend naar wat voorbij ging.
Toen ik uitstapte, uit het middelste gedeelte van de bus, keek zij niet om van haar plekje voorin de bus. Waarom ik een klein beetje teleurstelling voelde? Misschien betekende dit leuke, fijne onverwachte momentje meer voor me dan ik dacht. Logisch; ik had de hoop op random acts of kindness al lang opgegeven. Dus stapte ik uit de bus, de straat over en weg. Terug naar huis.
Toen ik net na zat te denken over wat ik ging eten, reed de bus langs. Voorin zat een vrolijk, druk zwaaiende oude mevrouw.