Een duurzame woongemeenschap waarin iedereen elkaar helpt. Regeneratief boeren, spullen delen en werken in de moestuin. Een initiatief waarin godsdienstleraar Wouter Smit (55) zijn hart vond. Met passie vertelt hij over het project en waarom het zo belangrijk voor hemzelf en de wereld is.
“Ik kwam ze op het spoor door een project van A Rocha. Dat is een Christelijke natuurvereniging. A Rocha organiseert projecten zoals bijvoorbeeld boompjes planten langs de IJssel of papier prikken. Deze keer was het wilgen knotten op landgoed Buckhorst. Ik had er nog nooit van gehoord dus ik zocht het even op. Toen kwam ik een ingezonden brief tegen van twee initiatiefnemers Wouter en Ellen. Zij kwamen terug naar Zalk en zouden daar graag een kleine woongemeenschap willen starten. Ik dacht meteen: dat is gaaf!’ Die zaterdag op Buckhorst raakte ik in gesprek met Wouter en Ellen. ‘Ik vind jullie project zo gaaf!’ vertelde ik. ‘Als ik hier vandaag kan wonen, dan had ik gisteren al mijn huis verkocht!’ Sindsdien probeer ik elke zaterdag langs te komen om te helpen met klussen.
Wouter en Ellen kwamen met dit idee tijdens een kerkdienst. Deze kerkdienst legde een nadruk op rechtvaardigheid. Hier werden onderwerpen besproken zoals het omkijken naar elkaar en de natuur. Dit wilden ze ook in hun eigen leven toepassen en zo ontstond het idee voor een duurzame woongemeenschap. Ze streven naar zeven woonunits. Mijn vrouw en ik komen dan ook in aanmerking om er te gaan wonen. In deze woongemeenschap doen we dan aan regeneratief boeren. Dit is een manier van landbouw zonder eigenlijk de grond te bewerken. Je ploegt en graaft niet in de grond. Tegenwoordig wordt er maar weinig rekening met de bodem en de dieren gehouden. Deze manier van landbouw is niet gericht op opbrengst maar juist meer op de natuur. Daarnaast is het de bedoeling om zelfvoorzienend te zijn. Er komt een grote moestuin bijvoorbeeld! Als sociaal maatschappelijke functie zal het gebied ook rust creëren. Zo zal er genoeg ruimte zijn om even te fietsen en een kopje thee in de natuur te drinken.”
Het is de bedoeling dat alles zo duurzaam mogelijk wordt. Denk aan bijvoorbeeld duurzaam bouwen en het gebruik van windenergie. Ook gaan we spullen delen. Hoe ver dat gaat is nog niet zeker, maar zoveel mogelijk is wel mijn ideaal. Neem bijvoorbeeld een boormachine. Iedereen heeft er wel eentje. Maar je hebt geen boormachine nodig, je hebt een gat nodig. Dan kun je net zo goed een boormachine met elkaar delen. Er zijn al zoveel spullen in de wereld. Ik koop ook altijd alles tweedehands.
Als Christen zie ik er zeker het ideaal van in. Kijk, het is voor iedereen goed als we goed voor de aarde zorgen. Als Christen draag je ook een verantwoordelijkheid. Wij geloven dat de aarde is gemaakt door iemand die het goed bedoeld heeft. De aarde is een kunstwerk en je beledigd de kunstenaar als je erin gaat snijden. Maar de belangrijkste reden voor mij is dat, omdat wij niet goed voor de aarde zorgen, arme mensen nog meer benadeeld worden. Als wij niet duurzaam leven, stijgt de waterspiegel en veroorzaakt dat in Bangladesh meer overstromingen. En zij kunnen dan geen dijken bouwen zoals wij Nederlanders wel kunnen bij hoog water. Mensen die het al minder getroffen hebben lijden het meest onder de niet duurzame levensstijl van anderen. Dat is mijn drijfveer om duurzaam te leven.
Gelukkig gebeurt het steeds meer dat kleinschalige woongemeenschappen zoals deze worden gebouwd. Niet alleen in Nederland maar over de hele wereld. Ook zijn er al woonwijken in bijvoorbeeld steden waar al een ideaal is. Hier is dan het samen delen bijvoorbeeld echt belangrijk. Onze maatschappij heeft het denk ik wel nodig dat we op kleinschalige manier samen werken en samenleven. Het is fijn als we naar elkaar omkijken zodat de overheid dat niet allemaal hoeft te doen. Mijn ideaal zou zijn om mijn ouders te kunnen verzorgen tot ze sterven. Het liefst zal ik een huis hebben waar ik voor één van hen kan zorgen als de ander wegvalt. Dan hoeven ze niet naar een bejaardentehuis. Dat kan juist heel goed in zo’n kleine gemeenschap. Vooral dat omkijken naar elkaar.
Als je in een kleine groep bij elkaar leeft, dan kun je veel delen en veel voor elkaar zorgen. Ook in de zin van oppassen bijvoorbeeld. Stel er is een gezin met kinderen, dan kan er makkelijk even op de kinderen gepast worden. Dat zou voor mijn vrouw en ik ook een vreugde zijn aangezien wij zelf geen kinderen hebben. Het is ook goed voor kinderen om meerdere mensen te hebben die naar ze omkijken. In Afrika heb je zo’n spreekwoord: ‘it takes a village to raise a child.’ Het is ontzettend ingewikkeld om kinderen op te voeden. Het is dan fijn als meer mensen helpen. Dat is weer een voordeel aan zo’n woongemeenschap.
Iedereen heeft wel gewoon zijn eigen leven. Het is nog niet helemaal zeker wat de verplichtingen binnen de gemeenschap worden. Wouter en Ellen hopen mensen aan te trekken die wel hart hebben voor deze gemeenschap. Mensen die laten zien dat ze het bijvoorbeeld leuk vinden om in een moestuin te werken of andere dingen binnen de gemeenschap doen waarmee ze een bijdrage leveren. Ik kan mij voorstellen dat misschien de mensen die hier uiteindelijk komen wonen bijvoorbeeld minimaal een dagdeel per week voor de gemeenschap moeten werken. Maar dat weet ik nog niet zeker.
Het is een heel diep verlangen van mij om dit te doen. Ik wil dat mijn hele leven God’s liefde ademt. Dus niet alleen dat ik zondagochtend in de kerk zit of maandagavond een kringgesprek heb, maar dat ik mijn hele leven voor God leef. Zo’n project zorgt daar denk ik voor. Weet je, ik voel mij vaak een vreemde in deze maatschappij. Als ik zie hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze met God’s schepping omgaan en hoe mensen blijven kopen, vliegen en vleeseten. En dat terwijl we weten dat het klimaat kapot gaat. En toch blijven mensen maar hun prullen uit China kopen. Daar voel ik mij dan soms zo wanhopig en verdrietig over. Ik voel mij dan alsof ik niet pas in deze wereld. Het is heel eenzaam en uitputtend om in een maatschappij te zitten waar je je niet thuis voelt. Kijk, ik heb niet heel veel dromen in mijn leven. Ik hoef geen carrière te maken of rijk te worden. Maar zo’n woongemeenschap als deze zou ik heel, heel, heel graag willen!
Ik zie soms wel op tegen het ouder worden omdat wij geen kinderen hebben. Ik heb wel eens nachtmerries over wie er naast mijn bed staat als ik oud ben. In zo’n woongemeenschap hoop ik dat wel te vinden, een soort ‘extended family’. Deze woongemeenschap zal mij een gevoel van thuiskomen geven, of een soort ‘sense of belonging.’ Ik merk dat ik ook heel erg tot rust kom als ik met mijn handen in de grond sta. Al die zaterdagen dat ik nu al bij Buckhorst werk maken mij zo blij, zo gelukkig! Ik voel mij niet heel vaak heel gelukkig, maar dit zijn wel de momenten waarvan ik denk ‘dit is mooi.’
Kijk, als westerling vervuil ik omdat ik leef. We gebruiken zo’n 3 á 4 aardbollen in ons gehele leven. Sommige mensen zelfs 5 á 6 als ze het er goed van nemen. Maar als je duurzaam leeft, dan is dat al veel minder. Ik gebruik geloof ik twee en een halve aardbol. Dat is dus anderhalf te veel. Ik vind het belangrijk om dit zo minimaal mogelijk te maken. Dan kan ik ook beter met mijzelf leven. Ik hoop dat terug te vinden in een duurzame woongemeenschap. Zelf heb ik een rechtvaardiging in het ideaal om zo goed mogelijk voor de schepping te zorgen. Maar ik weet dat Wouter, Ellen en hun kinderen weer heel erg uit verwondering kijken naar de aarde. Ze zijn altijd erg bezig met de planten en de dieren. Mijn leven is altijd druk, er moet altijd zoveel. Maar ik hoop ook geïnspireerd te raken door hen in de woongemeenschap. Ik denk dat we allemaal wel wat van die verwondering kunnen leren.”