Ik word aangestaard door een modernistisch schilderij. Kapotte energiedrank blikjes, graffiti en lege sigarettenpakjes omringen een nicotineverslaafde man. Het doet denken aan Sodom en Gomorra. Ik sta in de koepel van de Fundatie, een museum in het centrum van Zwolle.
Dit schilderij is een hypermodern werk van Avery Singer. Haar computerachtige kunstwerken zijn samen met 15 andere onderdeel van de Brave New World tentoonstelling.
De stijl van Avery Singer staat in scherp contrast met het werk van Raquel van Haver. Haar schilderijen kun je amper als schilderijen omschrijven. Levensgrote kleiwerken zijn tegen schilderijen aangesmeerd. Als je goed kijkt en bekomen bent van de eerste indruk zie je dat het portretten zijn van mensen. De kleren en de achtergrond zijn op een sierlijke manier vol felle vrolijke kleuren gesmeerd. De menselijke delen zijn van klei. De gezichten zijn grof, onduidelijk en driedimensionaal. Het lijkt alsof ze de menselijkheid wil benadrukken. Door de armen en gezichten naar voren te laten komen. Tegelijkertijd staan deze harde kenmerken in contrast met de sierlijkheid van de natuur en de kleren.
Raquel van Haver veroorzaakt een kunstzinnige kijkfile in de koepel, mensen stoten elkaar aan wijzen naar het schilderij en nemen een selfie met haar schilderijen. Een paar meter verderop is het doodstil. Geen geroezemoes, geen klikkende camera’s en geen bewonderende kreetjes. Mensen kijken even kort naar de twee grote platen die aan de muur hangen en lopen daarna snel door. Mijn blik valt op deze platen. Vol aandacht schieten mijn ogen van links naar rechts in poging de twee beelden te analyseren. Het is kunst want het hangt in een museum, maar het is er niet aan af te zien.
Helaas is dit ‘kunstwerk’ niet de enige teleurstelling. Een verdieping lager bevindt zich een kamer vol bijna-kunstwerken. Een paar abstracte monsters vullen de ruimte op. Naast de schilderijen hangt een klein bordje waar de titel van het schilderij op staat. Zelfportret is de titel van het schilderij. De poging van de auteur om iets van diepgang te creëren maakt weinig indruk.
De abstracte kunstwerken, maken plaats voor een zaaltje met een bar. Hier hangt geen beklemmende sfeer. Het geluid van koffiezetapparaten, pintransacties en gezellige gesprekjes vullen de lichte ruimte. Op dit soort plekken kun je goed zien wat voor mensen er naar de Fundatie gaan. De een leest een krantje door, een andere bespreek zijn indrukken van de tentoonstelling en naast mij bladert een man een schrift vol schetsen door. Hij kijkt even op en begint aan een nieuwe schets.
Het zaaltje wordt opgesierd door een groot raam dat de aandacht van alle bezoekers trekt. Binnen staan werken, van grote kunstenaars, maar aan de hoeveelheid mensen die voor het raam staan lijkt het grootste kunstwerk het uitzicht over Zwolle te zijn. Ik zet een paar stappen richting het raam. Ik kijk uit op de straten vlak voor de Fundatie. Buiten zie ik dronken carnavalgangers, binnen bespreekt men de maatschappijkritische kant van de schilderijen van Avery Singer. Het contrast tussen de twee kan haast niet groter. Ik draai mij om en lach. Het raam is inderdaad het mooiste kunstwerk.