“Tijdens die depressie had ik het gevoel dat het nooit zou stoppen. Dat gevoel is zo beangstigend. Ik voelde niks meer, geen geluk, vond niks meer grappig. Ik dacht dat het nooit meer over zou gaan. Dat gevoel kan je niet uitleggen.”
Merel de Backer was 18 toen zij last kreeg van een burn-out en depressie. Merel woonde toen al een jaar op zichzelf in een studentenflat in Zwolle. Nu is ze 27 en heeft een baan als jongerencoach bij Impacter.
Het leven voor de depressie
Ik woonde eerst in Steenwijk, en ik heb altijd gedacht: Ik wil hier zo snel mogelijk weg. Dat komt omdat ik best wel een stadsmens ben, ook al ben ik best wel prikkelgevoelig, maar ik vind het heel erg leuk om nieuwe dingen mee te maken. Dat staat heel haaks op elkaar. Toen raakte ik aan de praat met een klasgenoot van mij en die vertelde dat hij op talentenplein ging wonen. Hij zei: “lijkt je dit niet heel vet? Je moet je nú inschrijven want er is nog plek.” Dit leek mij wel een mooie kans, want het was driehonderd euro en eigen keuken, eigen badkamer. Eigenlijk wilde ik liever in een studentenhuis wonen maar ik dacht, dit is mijn kans.
Toch bleek het veel lastiger te zijn om alleen te wonen. Ik kwam erachter dat ik uit een gezin kwam die heel erg met elkaar bezig was. Aan de ene kant was dat fijn en aan de andere kant niet. Ik woonde met mijn moeder en mijn zus, wij waren de drie eenheid, eigenlijk zes handen op een buik. Aan de ene kant vond ik dat heel fijn omdat ik altijd thuiskwam met een kop thee. Aan de andere kant benauwde mij dat heel erg, omdat ik ook dacht, ik wil mijn eigen leven leiden, ik wil de wereld verkennen. Daarom wilde ik op mezelf wonen.
Op dat moment dacht ik: Ik kan eigenlijk helemaal niet alleen zijn. Ik voelde me heel eenzaam. Toen begon de depressie eigenlijk. Ik zat toen in mijn 2e jaar.
Ik denk dat als ik in een studentenhuis had gewoond en gezellig met anderen op de bank had kunnen zitten, dat het niet zo’n probleem was geweest. Maar nu kwam ik thuis, ik was alleen, had een hele dag achter de rug en niemand om het met te delen. Daarbij kwam ook nog eens een stuk social anxiety. Dat komt ook omdat ik vroeger gepest ben, ik vond het daardoor heel lastig om nieuwe vrienden te maken. Ik ging wel om met klasgenoten, maar toch had ik telkens gedachten zoals: ‘zitten mensen wel op mij te wachten, willen ze wel met mij eten?’
Ik denk dat ik altijd al tegen die depressie aan zat te hikken. Vroeger werd ik nog soort van beschermd door mijn moeder en mijn zus. Toen ik op mezelf ging wonen was er ineens niemand meer die mijn gevoelens kon opvangen. Ik kon wel met iemand praten, maar dan moest ik weer een stap zetten die te groot was.
Het begin
Het begon al toen ik voor het eerst in die flat was en daar sliep. Ik kwam alleen thuis en het was alsof ik werd opgeslokt door een bepaald soort leegte. Die leegte heb ik eigenlijk mijn hele leven al gehad, maar ik voelde hem nooit omdat ik altijd met andere mensen was. Dat noemen ze ook wel codependency. Dat betekent dat je voor je eigenwaarde afhankelijk bent van anderen. Ik baseerde mijn zelfbeeld op wat iemand anders van mij vond.
Ik zag mezelf gewoon positief omdat ik heel veel bevestiging kreeg van mensen. Toen dat eenmaal wegviel en ik alleen was en iets van mezelf moest vinden, wist ik niet wat ik daarmee moest.
Het was opeens blanco. Niemand om mij heen, waardoor ik uiteindelijk helemaal ben weggekwijnd.
Het liefst wilde ik niet meer in die flat zijn. Op een gegeven moment was ik daar ook nooit meer. Dan ging ik altijd gewoon naar huis, naar mijn moeder en zus. Mijn ganggenoten vroegen zich ook af waar ik was. Maar ik kon daar gewoon niet meer binnenstappen. Dat appartement, die leegte, benauwde mij heel erg.
Het voelt ook alsof ik twee levens heb geleefd, soort van voor en na. Net als voor en na corona. Tijdens die depressie had ik het gevoel dat het nooit zou stoppen. Dat gevoel is zo beangstigend. Ik voelde niks meer, geen geluk, vond niks meer grappig. Ik dacht dat het nooit meer over zou gaan. Dat gevoel kan je niet uitleggen. Nu snap ik waarom mensen die depressief zijn heel erg passief zijn, zich heel erg afsluiten van de buitenwereld. Mensen komen met goedbedoelde adviezen zoals “joh ga even lekker winkelen of zoek een leuke hobby”. Ik sloot me steeds meer af, want leeftijdsgenoten snapten er niks van.
Ik denk persoonlijk dat ik het veel fijner had gevonden als iemand tegen mij had gezegd: ik snap helemaal niks van wat je voelt, maar ik vind het wel fucking kut voor je. En mij gewoon een knuffel gaf. Want nu voelde mensen zich ongemakkelijk bij wat ik voelde. Daarom wilden zij het altijd voor mij oplossen. Terwijl ik gewoon wilde dat het er mocht zijn. Het is er gewoon en ik wilde dat iemand het accepteerde. Dat is het enige wat ik nodig had.
Mijn vrienden hoeven niet mijn depressie op te lossen. Dat moet ik zelf doen.
School vertraagde ik toen. Het is lastig om het me allemaal nog te herinneren omdat het zo’n zwarte tijd was voor mij. Ergens heb ik het ook verdrongen. Ik weet zeker dat er dingen zijn die ik nog niet een plek gegeven heb, bijvoorbeeld het stukje alleen zijn. Vind ik nog steeds lastig.
Weer iets voelen
Op mijn twaalfde was ik ook al in gesprek met een psycholoog vanwege mijn familiesituatie. Mijn moeder vond dat belangrijk, trok zich niks aan van het stigma wat lag op psychologen toen der tijd. Men zei toen: ‘waarom zou je naar een psycholoog gaan, dat doe je alleen als er écht iets mis met je is’. Ik leerde om te reflecteren. Ik leerde dat als je je gedrag aanpast of je gedachten omzet, je zelf je leven kan vormgeven. Dus toen ik 18 was dacht ik: ‘laat ik die psycholoog opzoeken’. Want het ging echt heel slecht, ik kwam mijn bed niet meer uit. De gedachte van ‘ik moet nu douchen.’ Daar kon ik al om huilen. Het was heel lastig om naar de dokter te gaan, want dan is het echt.
Toen ben ik één keer per week naar de psycholoog gegaan en dat proces duurde heel lang. Eerst voelde ik ook geen verandering maar op een gegeven moment begon ik sommige dingen, emoties, weer te voelen.
Ik kan het me nog heel sterk herinneren… ja dat weet ik nog! Ik zat in de trein met mijn beste vriendin toen der tijd, we gingen naar Groningen om daar te dansen, ik hou heel erg van dansen. Ik vond het leuk. En ik had er zin in. Toen zag ik licht aan het einde van de tunnel. Toen dacht ik: “dit is niet voor altijd.”
Dat is het enige wat ik nodig had om eruit te komen. Want als ik dit kan voelen, als ik voor iets een klein beetje zin kan hebben… dan kan dat groter worden. Dan kan ik daarna toe werken.
Op dat moment besefte ik mij: ‘niets is voor altijd.’ Ook niet het leven, ook niet de liefde, ook niet de vriendschap… dus dit is ook niet voor altijd. Als alles een einde heeft, dan heeft dit ook een einde.
Ik ging alles doen wat ik een heel klein beetje leuk vond, zoals zingen en uitgaan. Hierdoor kreeg ik steeds meer en meer zin om dingen te doen. Toen leerde ik mezelf ook meer en meer kennen. Want de dingen die je leuk vindt, zegt iets over wie je bent. Op die manier leerde ik mezelf kennen. Dat ging in kleine stapjes.
Het leven ging met pieken en dalen. Maar als die depressie het laagste punt van mijn leven was… en ik kom daaruit? Dan is er eigenlijk niks wat ik niet kan. Mijn zelfvertrouwen is ook gegroeid. Het geeft je veerkracht.
Ik zie om mij heen veel jongeren die tegen allemáál van die dingen aanlopen waar ik tegenaan ben gelopen. Maar ik had dat 10 jaar geleden, toen dat allemaal nog niet normaal was. En toen dacht ik, waarom overkomt míj dit nou weer? En nu denk ik, oké, ik snap het. Nu kan ik jongeren helpen, omdat ik snap wat ze doormaken.
Daarom snap ik jongeren ook heel goed als zij het gevoel hebben: ‘Ik kom hier nooit uit.’ Dat is niet zo. Want het is gewoon de eerste keer dat je zoiets meemaakt.
Angst versus principes
Het eerste moment dat ik het verhaal aan anderen ging vertellen was al heel snel na mijn depressie. Ik maakte mijn afstudeerproductie over mijn hoog-sensitiviteit, waar mijn depressie ook veel mee te maken had. Dat was de eerste keer dat ik het de wijde wereld ingooide. Ik was er zenuwachtig voor maar ik dacht fuck dat.
Ik vind dat dit normaal moet zijn. Ik vind dat iedereen moet weten dat een depressie niks zegt over wie jij bent. Mijn principes zijn altijd groter geweest dan mijn angst. Ik vind dat een depressie hebben normaal moet zijn, dat het er mag zijn. Die principes zijn groter dan de angst voor wat mensen van mij vinden. Die angst is er wel, maar ik vind die principes belangrijker. Ik ben een principieel persoon. Ik ben een persoon die vindt dat als jij iets vindt, dat je daarvoor moet gaan staan. Ik vind dat mensen moeten zeggen wat ze denken. Dat helpt de wereld verder. Als jij je mond houdt over bijvoorbeeld een depressie blijft de wereld draaien zoals die altijd heeft gedraaid. Terwijl als je zegt wat je vindt, dan maak je een verschil.
Juist de mensen die vastlopen in de maatschappij zoals die nu is, dat zijn de mensen waar we naar moeten luisteren.
Dat is wat ik bij Impacter doe. Ik help de jongeren die vastlopen, die niet in dat hokje passen. Die jongeren wil ik meegeven: “Ga alsjeblieft niet in dat hokje zitten, maar blijf wie jij bent, ook al vinden mensen daar wat van.” Ik hoop hen te inspireren. Groei als persoon, ontwikkel jezelf, maar verlies jezelf niet door je aan te passen aan de wereld.
Als jij bent wie je bent, dan lever je de wereld de allergrootste dienst die er is, omdat je daardoor inspireert dat anderen mensen ook zichzelf zijn.
Dat is wat ik denk dat wij hier op aarde doen. Dat is het mooiste wat er is toch? Jezelf kunnen zijn. En als je volledig geaccepteerd wordt om wie jij bent. Niemand is normaal. Iedereen heeft iets wat niet in de norm past. Depressie en hoog sensitiviteit zijn tegenwoordig veel meer geaccepteerde thema’s dan vroeger. Dat komt omdat we er meer over gingen praten.
Na de depressie
Uiteindelijk ben ik coaching gaan studeren omdat ik allereerst mijzelf beter wilde leren kennen en ik kan wat ik al heb geleerd meegeven aan anderen die daar nog niet zijn. Je moet jezelf sick goed kennen, je moet jezelf in den treure kennen, tot op het bot. De dingen die je eigenlijk niet wil zien. Eerst was het alleen maar frustrerend, maar nu heb ik geleerd er om te lachen.
Juist als je het leert te accepteren, leer je de ander ook te accepteren.
Mijn moeder heeft mij heel erg geïnspireerd, ze zei altijd: als een ander het kan, kan jij het ook. De kunst is om je te omringen met mensen die jou iets kunnen leren en die jou een beter mens maken. Die eerlijk tegen mij zijn. Ongelijkwaardige vriendschappen heb ik achter me gelaten.
Advies
Stel dat jij een vriend of vriendin hebt die depressief is dan zou ik zeggen: ‘laat hem gewoon zijn zoals die is, en accepteer hoe die zich voelt. Maar blijf vooral ook in contact, want voor iemand met een depressie is het heel lastig om contact te zoeken. Schrijf dan een berichtje zo van: ‘he joh, ik heb al een tijdje niks van je gehoord, weet dat ik aan je denk. En weet dat de deur altijd voor je openstaat.’’
Als je zelf in een depressie zit dan zou ik het advies geven: probeer iets te doen wat je normaal gesproken leuk vindt. Ik weet hoe lastig dat is. Maar hele kleine stappen zetten helpt. Eén wandeling per dag van vijf minuten kan al die stap zijn. Blijf niet de hele dag binnen. Dan heb je in elk geval contact met de buitenwereld.
Op het moment dat je een hele grote stap zet, dan gaat je brein alarm slaan. Je brein is erop getraind verandering te signaleren als gevaar, vanuit de oertijd. Maar zodra je een hele kleine stap zet, dan blijft dat alarmknopje uit. Maar zoek ook hulp als het niet lukt. Wat ik allemaal zeg nu, is niet kennis die ik zomaar heb, dit heb ik allemaal van anderen geleerd.
Je gedachtes omzetten in positieve gedachtes, dat kun je niet van de een op de andere dag. Dat is een proces, een vaardigheid die je aan moet leren. Net zoals fietsen. Wat mij daarbij heel erg heeft geholpen is meditatie. Dan leer je om je gedachtes los te laten. Jij bent niet je gedachtes, die gedachtes zijn er gewoon en jij kiest naar welke je luistert.