Brahma T. Ramsodit heeft als copywriter, presentator, trouwambtenaar, stemacteur en woordkunstenaar veel affiniteit met taal. Wat betekent taal voor hem? En wat als iedereen dezelfde taal spreekt?
Wat heeft jouw interesse in taal aangewakkerd?
“Als ik terugga naar wat ik weet als kind, is het dat ik boeken verslond. Vooral fictie, dat vond ik fantastisch. Ik ben van Hindoestaanse komaf, ouders uit Suriname en voorouders uit India, dus daar zit ook een meertaligheid. Ik spreek goed Nederlands en Engels, het Hindi of Surinaams beheers ik absoluut niet. Ik kan het wel volgen, maar taligheid is dus wel altijd een onderdeel geweest bij ons thuis. Mijn ouders hebben er bewust voor gekozen om met ons Nederlands te spreken want ze wilden niet dat we een achterstand zouden krijgen op school.
Nu weet je dat tweetaligheid eigenlijk heel erg kan helpen. Maar als ik terugga naar mijn herinnering als kind, dan weet ik nog dat ik dictee fantastisch vond. Alle woorden goed schrijven. Als ik geen tien had was ik niet blij want ik wist dat ik alles goed wilde hebben. En ik kon dat wel. Ik was toen ook mijn eerste verhaaltjes al aan het schrijven.
Als je de hagelslag op tafel had staan van Ruijter, dan las ik dat tekstje. En al had ik dat tekstje al twintig keer gelezen, soms zat er zo’n lekker ritme in. Dat was voor mij ook bezig zijn met taal, zonder dat ik het door had. Dus mijn vroegste herinnering is dat ik alles las wat overal stond. Thuis was taal ook een ding, discussiëren vond ik mooi, daar heb je ook taal voor nodig. Je hoeft soms niet eens zo vaardig te zijn in het hebben van een mening, maar als je vaardig bent met taal kun je je wel heel goed verdedigen.
En ook veel kletsen met mensen. Hoewel ik vroeger wel een beetje verlegen was. En ook luisteren naar anderen: hoe zeggen mensen iets? Dat heeft mij altijd geïntrigeerd.”
Hoe kan je met andere mensen verbinden als je niet dezelfde taal spreekt?
“Dit is dus heel grappig, nou noem je iets… Suriname is een kolonie geweest van Nederland. Mijn moeder kent ons volkslied beter dan ik. Iedereen in Suriname kan gewoon Nederlands spreken. Alleen, zodra ze met mij Nederlands spreken, dan weten ze dat ik keihard, fucking hard uit Nederland kom. Ik word daar als Nederlander gezien. Dat zien ze al aan hoe je loopt en hoe je je kleed. Maar dat land zit wel diep in mijn hart, ook al ben ik er maar één keer geweest, omdat daar ook mijn familie vandaan komt. Maar in India, daar loop ik wel tegen problemen aan. Ik kan wel Engels spreken, maar het Hindi… Ik kan het wel een beetje volgen maar daar verbinding maken is moeilijker.”
Stel je voor, iedereen zou dezelfde taal spreken. Hoe zou de wereld er in jouw ogen dan uitzien?
“Ergens denk je dat het er makkelijker van wordt, maar taal is ook zo eigen aan identiteit. Dus dan zou mijn eerste vraag zijn: zouden we dan ook allemaal dezelfde cultuur hebben? Taal komt voor mij ook heel erg voort uit cultuur. In Duitsland heb ik heel erg overgenomen: “dat is echt vet geil”. Maar ‘geil’ betekent in Nederland heel iets anders. Dus zelfs hetzelfde woord komt vanuit een bepaalde cultuur anders over.
Dus, om terug te komen op je vraag; wat als we allemaal dezelfde taal zouden spreken?
Dan zegt de romanticus in mij, “we spreken toch allemaal de taal van de liefde?” Maar de filosoof in mij zegt, “zouden we dan ook dezelfde cultuur hebben?”
Het is wel makkelijker om met elkaar in gesprek te gaan, maar ik denk, doordat we soms niet dezelfde taal spreken, maar de wens om te verbinden heel groot is, dat we dus moeite gaan doen. Ik denk dat we daar een andere moeite voor doen. Als we dus heel graag willen verbinden, en dan maken we de stap over de greppel wel. Hoe leuk is het als je ergens bent en je raakt in gesprek en iemand zegt: ‘me, you…’ Je gaat naar een hele basale vorm van elkaar opnieuw ontdekken.
Als jij een dame echt heel leuk vindt en ze spreekt alleen maar Frans, en jij spreekt geen woord Frans maar je voelt wel een aantrekkingskracht en je wil echt verbinden, dan ga je wel moeite doen. Je gaat moeite doen om te fierljeppen naar de overkant.
Dus misschien, doordat we niet dezelfde taal spreken komt daardoor nog meer naar boven wanneer we echt willen verbinden of niet. Want willen we die moeite doen, dan is het een kleine moeite, toch?”
Hoe heb je jezelf ontwikkeld op het gebied van taal?
“Ik las de boeken van mijn broer en zus. Ik werd op school ook gestimuleerd, spreekbeurten doen vond ik op de basisschool al leuk. Thuis keek mijn vader altijd het NOS Journaal. Ik dacht altijd, verdomme, moet dat nou? Maar het was voor mijn vader echt een belangrijk ding. Hij heeft zijn school niet af kunnen maken. Ik denk dat als hij nu langs de meetlat gelegd zou worden, dat ze zouden zeggen dat hij dyslexie heeft. Pientere man, maar ik weet nog – dat raakt me nog steeds – dat mijn vader een hardop brief aan het lezen was: “ge… ach… te… me… neer…”, dat raakt me nog steeds. Want dankzij hun voorsprong ben ik nu zo vaardig met taal. Alleen voor mijn vader is het nog wel een obstakel. Hij is nu ook een dagje ouder.
Wat voor soort teksten schrijf je het liefst?
“Ik ben een short copy man. In de reclamewereld heb je long copy en short copy. De korte tekstjes die ik voor Zuivelhoeve of Heks’nkaas schrijf, verpakkingsteksten, of een korte advertentie met een kop en een tekstje, dat vind ik heerlijk. Lange teksten vind ik minder tof. Voor mij zit de balans zoeken in zo’n kleine, korte reclametekst, daar krijg ik een kick van. Goede kop erboven. Dusja, ik ben ook van de short copy.”
“In short copy kun je ook heel diep gaan. Mag ik een kort Nederlandstalig spoken word met je delen? Dit gaat over de liefde die ik voor een vrouw had die van een geloof is. En waarbij dat uiteindelijk niet samen kon gaan. Het is al een hele oude en het heet muze:
Ze vertelt me over een leegte die ik nog niet ken.
Legt me uit wat ze voelt en ik herken.
De struggles die ze meemaakt.
De eenzaamheid die diep raakt wanneer je alleen staat met familie, geen lotgenoten.
Vroeger fuckte ik het ook op, toen ging alles naar de klote, maar nu…
Nu ben ik ontdooid in mijn hart, het is zacht als boter.
Het liefst zou ik er al mijn liefde mee uitsmeren,
haar familie overtuigen zonder ze te bekeren.
Uit hetzelfde hout gesneden, maar bomen uit verschillende continenten.
Onze wortels vinden elkaar ondergronds, maar hier op aarde blijven we van elkaar vervreemde mensen.
En misschien komt er ooit een dag, dan vinden we elkaar weer.
Daarboven, tussen sterren.
Maar voor nu is het no, no, stay solo.
En gaan we elk alleen verder.
Relatief kort, maar er zit heel veel in. Letterlijk allerlei lagen.”
Heb je het ook aan haarzelf voorgedragen?
“Dit weten niet veel mensen, ik weet nog wel dat ik een keer met haar in de auto zat, en toen had ik het geschreven en toen waren we nog wel in romance met elkaar. Er was nog wel iets gaande tussen ons en toen heb ik het haar voorgedragen.”
Wat vond ze ervan?
“Ze vond het mooi. Ik denk dat we toen ook ergens allebei wel wisten dat het misschien geen lang leven beschoren is.” Het valt weer stil. Brahma begint te glimlachen en zegt verrast en grappend: “Dat is een hele persoonlijke vraag die je stelde, dat is wel mooi. Ik heb het al heel vaak voorgedragen. Maar het doet me nog steeds iets. Het is een mooi stukje geworden. Ik denk dat het wel een gek idee is voor haar dat ik er nog steeds mee optreed.
Ik heb het ooit gebruikt in een presentatiecursus en ik sloot af met dit stukje om het wat omlijsting te geven, en toen kwam er een jongen naar me toe, twee koppen groter, en hij valt me om de nek en zei huilend: “Wat jij nu net vertelde, dat maak ik nu mee.” Hoe vet is het dat hij daar iets in herkent, de kracht van taal. Dat het hem iets brengt: herkenning.
Dit was dan ook een groot thema in mijn eerste spoken word show, het verhaal van een ander kan ook jouw verhaal zijn. De taal van een ander kan ook jouw taal zijn.”
Wat is jouw taal?
“Soms ben ik misschien iets te lukraak, maar dat is gedreven door oprechte interesse. Dus vaak kom ik er ook wel mee weg. Dan heb ik een gesprek met oudere mensen en dan zegt mijn zusje: “Jeetje, ik zou dat echt nooit kunnen vragen.” Maar ik was oprecht geïnteresseerd en je voelt dat er dan ruimte is want de oudere generatie van nu was vroeger een stuk behoudender, maar je ziet dat zij nu ook meer loskomen. Dus dan durf ik ook te vragen te stellen als “hoe was de eerste keer dat u verliefd was?”, in Suriname, aan een tante. En dan ontstaat er zoiets puurs. Dat is gedreven door oprechtheid. Als je iets ziet, bedenk je hoe je reageert. Zeg je “Waarom zeg je iets zo op die manier?” Of zeg je “Wat je daar zegt, kun je daar iets meer over vertellen?” Met oprechte, respectvolle manier doorvragen. Want als je interesse er zit en je hebt iemand tegenover je zitten, dan ben je al zo’n eind.”