Zwevend tussen twee culturen zonder echt ergens thuis te horen – zo voelt het voor Anna Olteanu (25). Met ouders die in de jaren tachtig uit Roemenië vluchtten, groeide ze op in Leeuwarden, maar de vraag „Wie ben ik eigenlijk?” blijft haar achtervolgen. Een gesprek over identiteit, familie en het vinden van je eigen plek in de wereld.
Anderhalf uur later dan gepland zit Anna tegenover me met een vers gemaakte cocktail in haar handen. „Even wat goeie moed indrinken, want ik wil niet huilen,” zegt ze lachend terwijl ze in één slok het halve glas naar binnen werkt. Anna is een aanwezige jonge vrouw, praat graag, lacht alsof iedereen het mag horen maar haar donkere haar en bruine ogen verraden iets. Geboren en getogen in Leeuwarden, maar met haar wortels diep in Roemenië, balanceert ze al haar hele leven tussen twee identiteiten. „Ik ben niet echt Nederlands, maar ik ben ook niet echt Roemeens. Dus wat ben ik dan?” vraagt ze zichzelf hardop af.
Haar ouders vluchtten in 1986 uit Turnu Severin, Roemenië, toen het land werd bestuurd door dictator Nicolae Ceaușescu. De omstandigheden waren zwaar, de toekomst onzeker. „Het was een heel moeilijk proces,” vertelt Anna. „Mijn ouders zijn expres jong getrouwd omdat ze dan meer kansen zouden hebben als politieke vluchtelingen. Ze gingen eerst naar Joegoslavië, maar daar moesten ze twee nachten in de cel. Mijn moeder was toen zwanger van mijn broer. Ze heeft het er nog wel eens over dat ze nog nooit zo hard gejankt had in haar leven als toen.”
Uiteindelijk nodigde Nederland hen uit om hier een nieuw leven op te bouwen. Anna’s ouders waren vooruitstrevend, niet zo conservatief als sommige van hun landgenoten. „Anders waren ze ook niet gevlucht, denk ik,” zegt Anna. „Maar hun opvoeding schijnt soms nog wel door.”
Identiteit
Het gevoel nergens echt bij te horen is iets waar Anna haar hele leven mee worstelt. „Mijn hele familie woont in Roemenië. Dat maakt het lastig om echt een community-gevoel te hebben. Als kind ging ik vaak op bezoek, maar nu niet meer zo veel. Ik spreek de taal ook niet goed genoeg om écht diepe gesprekken te voeren,” zegt ze.
Toch voelt die grote afstand soms als een bewuste keuze. „Ik ben een beetje bang voor mijn Roemeense kant,” geeft ze eerlijk toe. „Als ik me er helemaal in onderdompel, kom ik misschien dingen tegen die ik eigenlijk heel erg heb gemist zoals een hechte familie of mijn leven als ik wel was gebleven. Dat idee maakt me onrustig, dus houd ik het liever op afstand.”
Daarnaast is er ook de angst om haar familie teleur te stellen. „Als al mijn familie naar Nederland was gekomen, zou ik het minder erg vinden om naar Roemenië te gaan. Maar nu… als ik daar ben, verwachten ze iets van mij. Dan ben ik bang dat ze denken dat ik stom ben omdat ik niet eens normaal Roemeens kan.”
Anna zou van zichzelf zeggen dat ze Nederlands is, maar dat ligt ingewikkeld. „Mensen zien me niet direct als ‘anders’. Ik heb nooit echt heftige discriminatie ervaren, maar ik herinner me nog een moment uit mijn jeugd. Ik stond met mijn moeder bij een parkeermeter en iemand riep: ‘Ga jezelf lekker opblazen, vieze Turk!’” Ze lacht hardop terwijl ze het vertelt. „Het voelde niet eens heel intimiderend, maar dat was wel de eerste keer dat ik doorhad dat sommige mensen mij blijkbaar niet altijd als Nederlander zien.”

Verandering
Anna had graag meer mensen om zich heen gehad die haar situatie begrepen. „Ik kan me wel voorstellen dat als ik meer mensen om me heen had die ook eerste generatie immigranten waren, dat ik daar veel aan had gehad. Dat is toch ook weer een soort identiteit.”
In Leeuwarden is het ook lastiger om een community te vinden. „Ik heb één vriendin waarvan haar ouders gevlucht zijn uit Bosnië. Haar situatie lijkt ergens wel een beetje op die van mij. Met haar praat ik er wel veel over, bij haar voelt het altijd wel heel vertrouwd!”
Toch ziet Anna zichzelf niet als slachtoffer van haar achtergrond, maar als iemand die verandering teweegbrengt. „Mijn ouders zijn in de loop der jaren echt wel verkaast, zelfs onze achternaam spreken ze inmiddels op z’n Nederlands uit,” vertelt ze. „Toen ik vertelde dat ik queer was, vond mijn moeder dat in het begin niet heel chill. Maar nu maken we er gewoon grapjes over. Alleen haar familie in Roemenië vertelt ze het bewust niet, omdat ze denkt dat het daar alleen maar voor negativiteit gaat zorgen. Als ik in Roemenië had gewoond, was ik daardoor sowieso wel eerder in mijn graf beland,” zegt ze lachend terwijl de teleurstelling wel hoorbaar is in haar stem.
Nu ze ouder wordt, denkt Anna meer na over hoe ze haar Roemeense cultuur wél kan omarmen. Vooral als ze later kinderen krijgt. ‘’Ik zou het best erg vinden om mijn Roemeense cultuur niet door te geven aan mijn kinderen,” zegt ze. „Maar ik zou het ook heel lastig vinden om mezelf te moeten forceren om er dieper in te duiken.”
Roemeense media volgt ze nauwelijks. „Roemeense cultuur is voor mij vooral kerst en Jezus,” lacht ze. „Mijn ouders hechten ook niet veel aan Roemeense media. Maar dat kwam denk ik ook doordat alles vroeger heel erg werd gecensureerd. Ik kan me voorstellen dat je dan denkt: jezus, flikker lekker op met je boeken en je films als het allemaal volgens de regels van het communisme moet.”
Waar ze vroeger dacht te moeten kiezen tussen twee identiteiten, ziet Anna nu steeds meer in dat juist een kracht is. „Misschien ben ik niet volledig Nederlands of volledig Roemeens, ik ben gewoon een beetje van beide.’’
En met die insteek is Anna een perfect rolmodel voor in ons huidige, steeds meer polariserende samenleving.