Lisa (25) rommelt wat in het kleine keukentje op de zolder van de studentenwoning, op zoek naar een soeplepel. Zodra ze die gevonden heeft, roert ze in de met vegan-uiensoep gevulde pan.
“Eet jij eigenlijk vegan, of leef jij ook echt vegan?”
“Ik leef echt vegan. Zo veel mogelijk,” antwoordt ze. “Maar makkelijk wordt het ons niet gemaakt in deze maatschappij. Het lastigste is dat dierlijke producten de norm zijn. Je bent altijd de uitzondering. Als ik alleen ben of samen met mijn vriend – die ook vegan is – is het veel makkelijker. Dan hoef ik nergens over na te denken.”
Ze draait het gas uit; de soep is klaar.
“Het is vaak ook gewoon ongemakkelijk, je wilt anderen niet tot last zijn. Als ik bij vrienden ging eten, nam ik vaak zelf wat mee. Maar tegenwoordig hoef ik in mijn vriendengroep bijna niet meer te vragen om plantaardige alternatieven.”
“Hoe lang eet je eigenlijk al vegan?”
Lisa pakt een bord uit de kast en legt daar twee witte bolletjes op.
“Eh… tweeënhalf jaar? Zoiets?” zegt ze vertwijfeld.
Beneden in de kamer van haar huisgenoot zitten we aan de hoge tafel. Terwijl we onze soep eten, gaat Lisa verder.
“De grootste reden dat ik uiteindelijk veganist werd, was het milieu. Toen ik hier kwam wonen, woonden er twee veganistische huisgenoten. Die confronteerden me met mijn keuzes. Op een gegeven moment kon ik het voor mezelf niet meer recht praten dat ik geen vlees wilde eten om milieuredenen, maar wél melk, eieren en kaas at. Als je het puur voor het milieu doet, kun je beter kip eten dan zuivel. Dus dat argument klopte niet meer. En ik ben allergisch hypocrisie, dus ik werd een beetje allergisch voor mezelf.”
“Dat gaf een conflict?”
“Heel erg. Ik merkte ook dat ik me ging verdedigen. Toen kocht ik het boek Waarom drinken we geen hondenmelk? Dat benadrukt de hypocrisie in onze maatschappij: het ene dier knuffelen we, het andere eten we op.
“Dus het is meer iets moreels?”
“Ja. Dieren gebruiken als middel, voor eten, kleding, noem maar op, dat klopt gewoon niet.”
“En je studeert filosofie. Heeft dat er ook invloed op gehad?”
“Ik denk eerder andersom. Ik ben begonnen met bewegingswetenschappen en toen pas filosofie gaan studeren. Maar mijn hele omslagpunt, het idee dat dieren geen producten zijn, dat is filosofie. Daardoor ben ik filosofie leuk gaan vinden.”
“Grappig. Wat brengt vegan eten jou?”
“Heel veel rust. En ik ben eigenlijk heel erg gelukkig. Niet per se door wat ik eet, maar juist door wat ik níét eet. Ik zie een ei niet meer los van de kip die het gelegd heeft. Dat bewustzijn en er actief voor kiezen om niet bij te dragen aan dierenleed, dat maakt me echt gelukkig.”
“Denk je dat de samenleving ooit zal veranderen?”
“Ja. Er is een boek dat ik heb gelezen, Ooit aten we dieren. Daarin wordt geschetst dat vlees eten uiteindelijk net zo gezien zal worden als nu roken: iets wat ooit normaal was, maar wat we nu raar vinden. Dat vleesrestaurants dan een soort rokersterras worden. Dat vond ik zo’n grappig idee, maar ik denk echt dat dat gaat gebeuren uiteindelijk.”
“Merk je daar nu al iets van?”
“Ja, er is veel meer bewustzijn. Vegan eten wordt steeds normaler.”
“Maar lijkt dat niet zo, omdat jij zelf in die bubbel zit?”
“Ook. Maar zelfs buiten mijn bubbel, bijvoorbeeld als ik in de Achterhoek ben, merk ik het verschil.”
“Eet jij eigenlijk vegan?” vraag ik aan de huisgenoot van Lisa, terwijl ze haar katten eten geeft.
“Nee, ik ben weer vlees gaan eten. Sorry.”
Lisa en ik wisselen een blik en lachen zachtjes.
“Tegen mij hoef je geen sorry te zeggen hoor,”
“Als jij je daar maar goed bij voelt,” vult Lisa aan.